Socrates zei het al: “Ik weet één ding en dat is dat ik niets weet…”. Ook peuters en jonge kinderen blijken de wijsheid van deze Griekse filosoof al instinctief te bezitten. Uit onderzoek blijkt dat kinderen van slechts anderhalf jaar oud al heel goed weten wat zij wel en niet weten. Hierdoor zijn ze in staat om volwassenen op de juiste momenten om hulp te vragen.
Socrates zei het al: “Ik weet één ding en dat is dat ik niets weet…”. Ook peuters en jonge kinderen blijken de wijsheid van deze Griekse filosoof al instinctief te bezitten. Uit onderzoek blijkt dat kinderen van slechts anderhalf jaar oud al heel goed weten wat zij wel en niet weten. Hierdoor zijn ze in staat om volwassenen op de juiste momenten om hulp te vragen.
Mensen vragen anderen om hulp
Jonge kinderen staan bekend om hun nieuwsgierigheid. Niet zo gek, want weten wat je niet weet is een cruciale vaardigheid voor peuters om snel bij te leren over de wereld om zich heen. Jonge kinderen die sociaal zijn en snel nieuwe inzichten en informatie verkrijgen, zijn hierdoor beter in staat zich aan te passen aan hun omgeving.
Dit is een typisch menselijke eigenschap die elders in het dierenrijk slechts in beperkte mate voorkomt. Daar waar dieren in sommige gevallen genoodzaakt zijn om te handelen op basis van onwetendheid, kunnen mensen hun onzekerheid met anderen delen en deze personen eventueel om hulp vragen.
Weten jonge kinderen wat ze niet weten?
Peuters kunnen bijvoorbeeld vragend wijzen naar zaken waar ze zich over verwonderen, in de hoop een antwoord of meer informatie te krijgen van hun ouders. Maar wanneer jonge kinderen gevraagd wordt of ze iets weten of kunnen, moeten ze vaak het antwoord schuldig blijven. En dat is vreemd, zo vonden onderzoeker Sid Kouider en zijn collega’s van de École Normale Supérieure in Parijs.
De onderzoekers opperden dat jonge kinderen wellicht gewoon nog niet over de benodigde verbale vaardigheden beschikken om hun onzekerheid in woorden uit te drukken. Om deze theorie te testen, ontwierpen zij een spelletje waarbij kinderen van slechts 20 maanden oud moesten wijzen naar 1 van 2 doosjes waarin 3 tot 12 seconden eerder een speeltje verborgen werd.
Soms konden de kinderen zien in welk doosje het speeltje werd gestopt, maar soms was dit ook niet het geval. De helft van de kinderen werd bovendien verteld dat zij, wanneer zij niet zeker wisten in welk doosje het speeltje zich bevond, een ouder om hulp mochten vragen. Het onderzoek leidde tot interessante resultaten.
Hulp van ouders of gastouders leidt tot betere keuzes
De helft van de kinderen die hun ouders om hulp mochten vragen, deden dat met name wanneer ze langer moesten wachten voordat ze een doosje mochten aanwijzen. Ook vroegen zij hun ouders om hulp wanneer ze niet konden weten in welk doosje het speeltje zich bevond, omdat ze het simpelweg niet gezien hadden.
De kinderen die hun ouders om hulp vroegen, maakten vaker de juiste keuzes. Dit illustreert volgens de onderzoekers dat kinderen, zelfs op een jonge leeftijd van rond de 20 maanden, al heel goed weten wat ze wel en niet weten. En weten ze een keer iets niet? Dan is het altijd handig als er een gastouder in de buurt is!